“De impact van Handicap International op het terrein is enorm”
"Ik ging naar Thailand, en niet naar het leger. In 1991 begon ik bij Handicap International: burgerdienst. Twee jaar werkte ik in Thaise kampen voor Cambodjaanse vluchtelingen. Ik coördineerde onder meer de zorg voor mensen met een handicap, zoals mijnenslachtoffers en kinderen met een geboorteafwijking.
"Ik ging naar Thailand, en niet naar het leger. In 1991 begon ik bij Handicap International, via mijn burgerdienst. Twee jaar werkte ik in Thaise kampen voor Cambodjaanse vluchtelingen. Ik coördineerde onder meer de zorg voor mensen met een handicap, zoals mijnenslachtoffers en kinderen met een geboorteafwijking.
Zo’n eerste ervaring, vergeet je nooit. Het is confronterend. Je helpt slachtoffers van een oorlog en vraagt je af wanneer er verandering komt. Je hebt niets in de hand. Je hebt de macht niet om de situatie te veranderen. Tegelijk brengen zulke moeilijke omstandigheden je veel bij. Als ik nu met een probleem zit, denk ik nog veel aan mijn ervaring in Thailand terug.
Handicap International wil een impact hebben op lange termijn. In de kampen waren de voorzieningen goed. Maar voor de Thaise bevolking buiten de kampen was er niets. Handicap International ging samenwerken met Thaise ziekenhuizen, zodat mensen niet langer 200 tot 300 km zouden moeten reizen voor kinesitherapie of een prothese. Technisch gezien was mijn werk in Thailand heel interessant. Onze doelgroep bestond vooral uit jonge mensen, die na enkele maanden revalidatie soms alweer perfect konden stappen.
Even ging ik met mijn gezin terug naar België. Maar in 1998 kreeg ik een telefoontje van Handicap International. Of ik niet naar Cambodja wou. Ik werkte er aan drie projecten. Handicap International zorgde ervoor dat er een school voor kinesitherapie kwam in hoofdstad Phnom Penh. Verder orga-niseerden we kinesitherapie in een twaalftal provinciale en algemene ziekenhuizen. En in Battambang kwam er een centrum voor patiënten met ruggenmergletsels. Met heel weinig middelen – geen elektriciteit en stromend water – maakten we hun revalidatie mogelijk.
In 2000 trok ik naar Laos. In dat land zijn er steeds meer verharde wegen, die al snel racetracks worden. Voor goedkope Chinese motorfietsen bijvoorbeeld. Gevolg: veel ongevallen die handicaps veroorzaken. Ik werkte er onder meer met de overheid samen aan een veiliger verkeer. In Zuidoost-Azië is verkeersveiligheid een van de belangrijke thema’s waarrond Handicap International werkt.
In Vietnam hebben we ongelooflijk veel verwezenlijkt. Ik werkte er van 2003 tot 2012. We begonnen er een pilootproject voor patiënten met een ruggenmergletsel, die ofwel volledig ofwel enkel aan de benen zijn verlamd. Het Vietnamese ministerie van Gezondheidszorg schaarde zich snel achter ons project. We slaagden erin om over het hele land centra voor ruggenmergletsels op te richten. Handicap International heeft ook een sociaal luik uitgebouwd. We ondersteunen patiënten nadat ze uit het ziekenhuis zijn ontslagen, zodat ze weer een zelfstandig leven leren leiden.
Handicap International nam het initiatief voor een verzekeringssysteem. Mensen met een blijvende handicap krijgen nu een kaart, die hen recht geeft op 30 dagen per jaar revalidatie in een centrum. Veel mensen met een handicap – vooral zij die in landelijke gebieden wonen of die tot een etnische minderheid behoren – komen in de armoede terecht. Daarom lobbyde Handicap International ook bij de Vietnamese overheid om die mensen een maandelijkse financiële tegemoetkoming te geven.
Onze impact is er enorm. In Vietnam zitten de omstandigheden ook mee. Op economisch vlak gaat het vrij goed. De overheid heeft dus de middelen om in onze projecten te investeren. Ze wil dat blijven doen en engageert zich op langere termijn. Onze Vietnamese partners nemen onze projecten geleidelijk aan over. Met de steun van de overheid volgen zij ons werk op.
Tussendoor ging ik voor korte periodes naar Haïti en China. Na de aardbeving in Sichuan in 2008 waren er veel slachtoffers met ruggenmergletsels. Mijn Vietnam-ervaring kwam dus goed van pas. Ik herinner me een jonge vrouw, Wanglin. Ze was zwanger. Door de aardbeving belandde ze in een coma, liep ze een ruggenmergletsel op en moest haar been worden geamputeerd. Handicap International was er snel bij om haar te helpen en volgde haar op. Nu, vier jaar later, leeft ze weer bij haar familie. Haar kind heeft het ook gered.
Handicap International doet wat andere organisaties niet doen. Mensen met een handicap zijn in noodsituaties dikwijls de eersten die vergeten worden. Voor hen is het moeilijker om aan hulp te raken, omdat ze minder mobiel zijn. Wij zorgen ervoor dat hulp voor hen toegankelijk wordt. Handicap International denkt ook vanaf de eerste dag van een crisis aan de lange termijn. Aan hoe we mensen met een blijvende handicap weer zelfredzaam kunnen maken. Vaak gaan onze noodhulpacties over in ontwikkelingsacties.
De zin om als expat te werken blijft. Sinds kort ben ik technisch adviseur noodhulp en werk ik in Brussel. Al moet ik nog regelmatig naar het terrein. En ik sta voortdurend in contact met medewerkers die naar het terrein vertrekken. Ik probeer hen mijn kennis en bagage mee te geven. Dat geeft ook voldoening."